ADHD en de executieve functies

 

Wat zijn executieve functies?

Executieve functies is een verzamelterm voor denkprocessen (functies) die belangrijk zijn voor het uitvoeren (de executie) van sociaal en doelgericht gedrag. Zonder deze denkprocessen zou goed georganiseerd gedrag niet mogelijk zijn.  Goede executieve functies kun je vergelijken met fietsen. Je hebt er alle basisvaardigheden voor nodig: trappen, sturen, remmen. Één vaardigheid op zich zorgt nog niet voor een vloeiende rit. Sterker nog: als een vaardigheid niet goed werkt, geeft het problemen. De kernvaardigheden moeten dus samenwerken voor een soepel en effectief functioneren. De executieve functies ontwikkelen zich bij het opgroeien. We worden er niet mee geboren. Wel met de aanleg ervan. Het gedrag van kinderen wordt bepaald door de functies (het gereedschap) waarover een kind op een bepaald moment van zijn ontwikkeling kan beschikken. 

 

De executieve functies zijn:

  • Reactie (of respons)-inhibitie: het vermogen om na te denken voor je iets doet.
  • Werkgeheugen: het vermogen om informatie in het geheugen vast te houden tijdens de uitvoering van complexe taken.
  • Zelfregulatie van affect / emotie-regulatie:  het vermogen om emoties te reguleren om doelen te realiseren, taken te voltooien of gedrag te controleren. 
  • Volgehouden aandacht: het vermogen om de aandacht erbij te houden, ondanks afleidingen, vermoeidheid of verveling. 
  • Taakinitiatie: het vermogen om zonder dralen met projecten te beginnen, op tijd, op efficiënte wijze.
  • Planning / prioritering: de vaardigheid om een plan te bedenken om een doel te bereiken of een taak te voltooien. Hierbij moet je ook in staat zijn beslissingen te nemen over wat belangrijk en wat niet belangrijk is. 
  • Organisatie: het vermogen om dingen volgens een bepaald systeem te arrangeren of te ordenen. 
  • Doelgericht doorzettingsvermogen: het vermogen om een doel te formuleren, dat te realiseren en daarbij niet afgeleid of afgeschrikt te worden door andere behoeften of tegengestelde belangen.
  • Flexibiliteit: de vaardigheid om plannen te herzien als zich belemmeringen of tegenslagen voordoen, zich nieuwe informatie aandient of er fouten gemaakt worden; het gaat daarbij om aanpassing aan veranderende omstandigheden.
  • Metacognitie: het vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt; het gaat daarbij om zelfmonitoring en zelfevaluatie.

 

Executieve functies en AD(H)D

Als de belangrijkste kenmerken  van AD(H)D worden aandachtstoornissen, hyperactiviteit en impulsiviteit genoemd. Maar kinderen met AD(H)D hebben ook bepaalde zwakke executieve functies. Hoewel ieder mens een ander profiel heeft met sterke en zwakke punten, hebben mensen met AD(H)D altijd een achterstand in executieve functies.

Kinderen die moeite hebben met taakinitiatie  gaan vrijwel nooit meteen aan het werk, maar gaan nog even een potlood slijpen, naar het toilet of beginnen iets anders, als het maar niet hun werk is.

Kinderen die moeite hebben met planning, vergeten aan hun werkstuk te beginnen, hebben aan het eind van de week hun weektaak nog niet af of vergeten hun huiswerk.

Door gebrek aan overzicht kunnen zij hun taken moeilijk organiseren. Ze weten niet wanneer ze moeten beginnen en ook niet waarmee. Hun kastje is vaak een grote puinhoop.

Aandacht volhouden is, zeker bij saaie taken erg moeilijk. Deze kinderen herken je aan snel afgeleid zijn, maar ook aan het afraffelen van hun werk.

Met het werkgeheugen kun je informatie letterlijk bewerken. Het werkgeheugen regelt de informatiestromen in je geheugen. Het bepaalt wat  nu relevant is, wat later en wat meteen overboord kan. Het zorgt er ook voor dat informatie uit het lange termijn geheugen op het juiste moment beschikbaar is. Het werkgeheugen draagt  bij aan de organisatie van je kennis en de bereikbaarheid er van. Dit heeft grote impact op je schools presteren. Kinderen met AD(H)D hebben moeite met hun werkgeheugen, waardoor bijvoorbeeld automatiseren erg moeilijk is.

Inhibitie is het vermogen om je gedrag te remmen. Bij kinderen met AD(H)D is de  inhibitie slecht ontwikkeld. Deze “rem” zorgt ervoor dat je gedrag kunt inhouden, onsuccesvol gedrag kunt stoppen en je kunt verzetten tegen afleidende prikkels, zelfs als die leuker zijn. Je inhibitie heb je dus nodig om te kunnen leren, maar ook in de omgang met anderen heb je deze rem nodig.