Kenmerken van ADHD

De letters AD(H)D staan voor attention deficit hyperactivity disorder. In het Nederlands wordt het aandachtstekort- hyperactiviteitsstoornis genoemd. Kinderen met AD(H)D kunnen op de een of andere manier hun aandacht niet lang genoeg op hun taken richten. Op zich wìllen ze wel de motivatie opbrengen om goed op te letten, maar het kost ze veel meer energie dan andere kinderen.

Officieel is AD(H)D de benaming voor gedrag met deze kenmerken:

- aandachts- en concentratiestoornis

- impulsiviteit

- hyperactiviteit

In het verleden werd er een onderscheid gemaakt tussen ADHD en ADD. Sinds het gebruik van de DSM V (zie DSM) worden er 3 subtypes van AD(H)D onderscheiden:

  • het overwegend onoplettende type (voorheen ADD)
  • het hyperactief-impulsieve type
  • het gecombineerde type

 

Aandachts- en concentratiestoornis

Kinderen en jongeren met AD(H)D kunnen het moeilijk volhouden om hun aandacht op een taak te richten, de aandacht vast te houden en zich niet te laten afleiden door de prikkels uit de omgeving.  Zij kunnen onbelangrijke prikkels niet altijd naar de achtergrond van hun bewustzijn dringen. Ze zien en horen niet alleen de leerkracht die uitleg geeft, maar zien ook de bomen buiten heen en weer wiegen in de wind, horen een vliegtuig in de lucht en zien hun buurman wiebelen op zijn stoel. Het kost hen dan extra energie om zich toch te kunnen concentreren en die onbelangrijke prikkels te negeren. Dit heeft niets te maken met een hoge of lage intelligentie of met onwil, maar dit komt door bepaalde hersenfuncties die net iets anders werken dan bij andere kinderen.

 

Impulsiviteit

Kinderen met AD(H)D zijn vaak impulsief; ze geven antwoord voor ze aan de beurt zijn, staan in de klas zomaar op van hun stoel, beginnen met hun werk voor ze de instructie gehoord hebben, zien geen gevaar. Het ontbreekt ze aan innerlijke controle die de remfunctie van hun gedrag regelt (Barkley, R.A. 2006).

 

Hyperactiviteit

Kinderen met AD(H)D zijn voortdurend in beweging. Naarmate kinderen ouder worden wordt de waarneembare hyperactiviteit minder. Er is dan meer sprake van kleine hyperactiviteit zoals friemelen, wiebelen, draaien enzovoort. Ook neemt de drukte in het hoofd toe, het blijft maar malen in hun hoofd en ze kunnen de gedachtestroom niet goed stoppen.